HP 9g-Grafenberechner Manuel d'utilisation
Page 92

D-8
Om een karakter in te voegen, beweeg de cursor naar de gewenste plaats en
voeg het karakter in. Het karakter wordt ingevoegd onmiddellijk links van de
cursor.
Om een karakter te verwijderen, druk [ ] of [ ] om de cursor naar het te
verwijderen karakter te bewegen en druk vervolgens [ DEL ]. (Wanneer de
cursor op een karakter staat, is dit karakter onderlijnd). Om de verwijdering
ongedaan te maken, druk onmiddellijk [ 2nd ] [
].
Om alle karakters te verwijderen, druk [
CL
/
ESC
]. Zie voorbeeld 1
Terug oproepen van vorige invoer en resultaten
Druk [ ] of [ ] om tot 252 karakters van de voorafgaande invoer, waarden
en gegeven opdrachten zichtbaar te maken, welke vervolgens aangepast,
gewijzigd en opnieuw uitgevoerd kan worden. Zie voorbeeld 2.
Let op: voorgaande invoer wordt niet gewist door op [
CL
/
ESC
] te drukken of
wanneer de voeding van de rekenmachine wordt onderbroken. Dit gebeurt
echter wel wanneer men van modus verandert.
Geheugen
Lopend geheugen
Druk [ M+ ] om een resultaat toe te voegen aan het lopende geheugen. Druk
[ 2nd ] [ M– ] om de waarde af te trekken van de in het lopende geheugen
opgeslagen waarde. Om een waarde uit het lopende geheugen terug te
halen, druk [ MRC ]. Om lopend geheugen te wissen, druk tweemaal [ MRC ].
Zie voorbeeld 4.
Standaard geheugen variabelen
De rekenmachine heeft 26 standaard geheugen variabelen—A, B, C, D, …,
Z—welke kunnen gebruikt worden om een waarde aan toe te kennen. Zie
voorbeeld 5. Bewerking die op dergelijke variabelen kunnen uitgevoerd
worden zijn onder andere:
•
[ SAVE ] + Variabele wijst het getoonde resultaat aan de gewenste
variabele toe (A, B, C, … of Z).
•
[ 2nd ] [ RCL ] toont een menu van variabelen; selectie van de variabele
haalt haar waarde weer tevoorschijn
•
[ ALPHA ] + Variabele haalt de waarde toegekend aan de variabele
weer tevoorschijn.
•
[ 2nd ] [ CL-VAR ] wist alle variabelen.
Let op: Men kan dezelfde waarde aan meer dan 1 variabele toekennen in 1
enkele stap. Bijvoorbeeld, om de waarde 98 toe te kennen aan variabelen A,
B, C en D, druk 98 [ SAVE ] [ A ] [ ALPHA ] [ ~ ] [ ALPHA ] [ D ].
Een vergelijking opslaan
Druk [ SAVE ] [ PROG ] om de geldende vergelijking in het geheugen op te
slaan.
Druk [ PROG ] om de vergelijking weer op te roepen. Zie Voorbeeld 6.