HP 9g-Grafenberechner Manuel d'utilisation
Page 112

D-28
• Om een programma controle-instructie in te voeren, druk [ 2nd ] [ INST ]
en maak een keuze.
• Om een spatie in te voeren, druk [ ALPHA ] [ SPC ].
5. Een puntkomma (;) geeft het einde van een commando aan. Om meer
dan één commando op één commandolijn in te voeren, kunnen deze
gescheiden worden van elkaar door een puntkomma. Bijvoorbeeld:
Lijn 1:
INPUT
A ; C = 0.5 × A ;
” C = ” , C ;
END
Elk commando of commandogroep kan ook op een afzonderlijke lijn
geplaatst worden, als volgt. In dat geval kan de puntkomma aan het
einde telkens worden weggelaten.
Lijn 1:
INPUT
A ; C = 0.5 × A [
]
Lijn 2:
” C = ” , C ; END
Een programma uitvoeren
1. Wanneer men klaar is met het invoeren of wijzigen van een programma,
druk [
CL
/
ESC
] om terug te keren naar het programma menu, kies RUN en
druk [
]. (Hetzelfde resultaat bekomt men door [ PROG ] te kiezen in
MAIN modus.)
2. Kies het gewenste programmagedeelte en druk [
] om het
programma uit te voeren.
3. Om het programma opnieuw uit te voeren terwijl het eindresultaat nog
wordt weergegeven, druk [
].
4. Om de uitvoering van het programma af te breken, druk [
CL
/
ESC
]. Een
boodschap verschijnt dan met de vraag om te bevestigen.
STOP : N Y
5. Druk
[ ] om de cursor naar Y te verplaatsen en druk [
].
Een programma Debuggen
Een programma kan mogelijkerwijs resulteren in een foutmelding of
onverwachte resultaten geven bij de uitvoering. Dit kan betekenen dat er een
fout aanwezig is in het programma welke dient verbeterd te worden.
•
Foutmeldingen verschijnen ongeveer gedurende 5 seconden, waarna de
cursor knippert ter hoogte van de fout.
•
Om een fout te corrigeren, kies EDIT uit het programma menu.
•
Men kan eveneens TRACE gebruiken uit het programma menu. Het
programma wordt dan stap voor stap nagekeken en een boodschap
verschijnt in geval er een fout optreedt.
De Grafische functie gebruiken in Programma’s
De grafische functie gebruiken in een programma, maakt het mogelijk om
lange of complexe vergelijkingen grafisch te illustreren en ook om grafieken
herhaaldelijk te overschrijven. Alle grafische commando’s (behalve trace en
zoom) kunnen in programma’s aangeroepen worden. Bereikintervals kunnen
eveneens in een programma opgegeven worden.
Merk op dat in sommige grafische commando’s de waarden dienen
gescheiden te worden door komma’s (
,
) en wel als volgt:
•
Range ( Xmin, Xmax, Xscl, Ymin, Ymax, Yscl )
•
Factor ( Xfact, Yfact )